Mercedes was allesbehalve positief na de seizoensopener waarin Lewis Hamilton en George Russell respectievelijk als vijfde en zevende over de streep kwamen. Het gat naar winnaar Max Verstappen bleek uiteindelijk iets meer dan 50 seconden en de W14 kon niet de pace matchen van de RB19. Teamchef Toto Wolff bestempelde de zondag in Sakhir als een van de slechtste dagen van de renstal ooit. Hamilton deed van de twee Mercedes-coureurs nog de beste zaken. Hij kon Fernando Alonso niet achter zich houden, maar bleek wel in staat het tempo van Carlos Sainz te volgen. Wel erkende de zevenvoudig wereldkampioen dat het podium ver buiten bereik lag. En dat beaamt voormalig Mercedes-teamgenoot Nico Rosberg.
“Het was positief om te zien dat Lewis Hamilton er het maximale uithaalde, maar de seizoensstart [van Mercedes] was echt taai. Ongelooflijk”, zegt de voormalig F1-kampioen tegen Speedweek. “Ze zaten vijftig seconden achter Verstappen, die ook nog niet eens alles gaf. Het gat was anders zestig seconden geweest. Dat is een seconde per ronde! Heftig hoor. Ze moeten de magic bullet vinden en snel sprongen maken. Ze begrijpen het zelf ook nog allemaal niet en juist dat maakt het extra lastig.”
Mercedes kende een uiterst frustrerend 2022 en geregeld werd er getwijfeld aan de motivatie van Hamilton om langer door te gaan in de Formule 1. Nog voor de start van het nieuwe seizoen werd er opnieuw gespeculeerd over de toekomst van de Brit. Menigeen is van mening dat het Duitse merk Hamilton van een competitieve auto moet voorzien om hem ook na 2023 nog in Brackley terug te zien, want zijn contract loopt na dit jaar af. De gesprekken zijn volgens teambaas Wolff al wel opgestart, maar hoe kijkt Rosberg hiernaar?
“Het is natuurlijk lastig, maar ik zie dat hij nog enorm gemotiveerd is. Zijn extreem snelle ploegmaat geldt ook als motivatie. Je wilt niet achterblijven”, aldus de Duitser. “Hij wil nog steeds die achtste titel winnen. Dat blijft hij zeggen en ik geloof dat ook. Ik zie ook dat hij achter de schermen ontzettend veel uren steekt in het samenwerken met de engineers. Dat wil hij nog steeds doen.”